270
24 APRIL 1930.
Ten slotte zegt Spr., geen antwoord te hebben bekomen
op zijn vraag, of het straatgedeelte, waar de taxi's staan,
eigendom is van de gemeente.
De heer VAN VEEN zegt, naar aanleiding van de vraag
van den heer O r u ij s, dat het straatgedeelte, waarop de
taxi's staan, inderdaad geen gemeentegrond is, maar het
beheer en het onderhoud van den weg ter plaatse en dus
ook de verordenende bevoegdheid behooren aan de gemeente.
In zoover is het dus met de voorwaarden, die Burgemeester
en Wethouders hebben gesteld, volkomen in den haak.
Spr. is overigens van meening, dat de heer O r u ij s deze
zaak geweldig opblaast en in plaats van waardeering te uiten
voor hetgeen door Burgemeester en Wethouders is bereikt,
het resultaat op ongemotiveerde wijze verkleint. De taxi
onderneming als proef bedoeld, is goed geslaagd; het publiek
wordt fatsoenlijk, snel en billijk bediend met behoorlijk
materieel. Er is op het gebied van orde, zedelijkheid en ge
zondheid een heele verbetering bereikt; uit de vroeger heer-
schende chaos is een behoorlijke dienst geschapen. In plaats
van dit te erkennen, moet bij den heer O r u ij s zelfs een
eenvoudig, maar logisch voorschrift, het hebben van een
herkenningsteeken in den vorm van het wapen van Breda,
het ontgelden. En wat nu de arbeidsvoorwaarden van het
personeel betreft; als die slecht zijn, waarom toont de heer
Gruijs dit dan niet aan? Spr. heeft destijds eens uit den
mond van een der belanghebbenden vernomen, dat deze
het nu materieel heel wat beter heeft dan ten tijde van de
vrije concurrentie.
De heer KROONE kan de woorden van den heer Van
Veen in zoover onderschrijven, dat de toestand nu, in
vergelijking met vroeger, ideaal is. Maar, het ging thans
om het vaststellen van bepaalde voorwaarden door den
Raad. Spr. zou gaarne weten, of er door Burgemeester en