272
24 APRIL 1930.
moet aantoonen, dat er inderdaad misstanden bestaan, die
dit noodig maken. Kan men die aanwijzen, dan zullen Bur
gemeester en Wethouders stappen doen om ze uit den weg
te ruimen, wat overigens niet op de eerste plaats hun taak
is, maar die der vakorganisatie.
De heer Gru ij s heeft zich beroepen op de regelingen,
welke op dit gebied in andere gemeenten bestaan, doch
men moet wel bedenken, dat die regelingen in het leven
zijn geroepen in tijden toen men nog niet de verschillende
wettelijke bepalingen had, welke men nu heeft (Ziektewet
e.d.). Spr. kent enkele taxi-chauffeurs van meer nabij en
weet daardoor, dat zij dezen werkkring prefereeren boven
hun vroegeren.
Den heer Van Houten antwoordt Spr., dat ook de
R. Katholieken hart hebben voor de belangen der arbeiders
en dat dit niet is het monopolie van de S. D. A. P.
De heer VAN VEEN zegt, dat de uitval van den heer
Van Houten tegen hem en zijn partij, den Vrijheids
bond, misplaatst is. Spr. is bereid den heer Van Houten
wat literatuur te verschaffen, waaruit deze kan blijken hoeveel
tot wettelijke regeling van den arbeid is verricht onder
liberaal regime.
Overigens handhaaft Spr. zijn meening, dat als de heer
G r u ij s en diens partijgenooten geen misstanden in de
arbeidsvoorwaarden kunnen aanwijzen, zij zich van critiek
op het beleid van Burgemeester en Wethouders hebben te
onthouden.
De motie-R i p p e n wordt hierop in stemming
gebracht en verworpen met 12 tegen 7 stemmen.
Tegen: de heeren Brantjes, Broos, Elich, Van
Oosterum, Zijl mans, Van Buitenen, Loon en,
Van der Ven, Van Veen, Es bach, Van Mierlo
en Van de Ven.