286 24 APRIL 1930. komen een ijzeren hek op voetmuurtje en dat kleine strookjes grond, daarbuiten vallende, kosteloos aan de gemeente moes ten worden overgedragen. Wanneer men nu van sommige eigenaren bovendien een vol aandeel in de kosten van be strating en rioleering heeft bedongen, dan is er toch wel met twee maten, althans met verschillende maten, gemeten. l>it is onbillijk, maar men had toen zijn gedachten niet bepaald. Sedert kort heeft de gemeente bij de vaststelling eener baatbelasting wèl haar gedachte bepaald en is tot de con clusie gekomendat men van de aangrenzende eigenaren niet het volle pond zal vorderen. De billijkheid gebiedt daarom m.i. om aan de eigenaren langs de Koninginnestraat althans het mindere volgens den- zelfden maatstaf te restitueeren. De heer VAN MIERLO zegt, dat de onlangs vastgestelde baatbelasting juist niet van toepassing is op de Koninginne straat, dus zou de gemeente dan alles moeten terugbetalen aan alle personen, die destijds een zeker bedrag gestort hebben. Dit kan toch ook riet de bedoeling zijn van den heer Van Veen. Spr. acht geen enkele reden voor res titutie aanwezig, gezien de in den breede omschreven argu menten in het prae-advies, te meer daar adressant zich reeds bij verkoop van den grond voor de eertijds gestorte gelden heeft schadeloos gesteld. De heer VAN VEEN zegt, dat het als een paal boven water staat, dat adressant en enkele andere eigenaren iets betaald hebben, wat anderen niet hebben behoeven te be talen. Spr. meende nu een middel aan de hand te hebber, gedaan om die onbillijkheid weg te nemen; het valt hem tegen, dat dit door Burgemeester en Wethouders terstond van de hand wordt gewezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 286