24 APRIL 1930.
288
toen hij hij die gelegenheid verlaging van den electriciteits-
prijs bepleitte en de veronderstelling maakte, dat het ge
raamde winstcijfer wel weer overschreden zou worden, de
heer Van Veen gezegd heeft dat het niet opging zulks
te beweren. De Wethouder viel den heer Van Veen toen
direct bij en nu maken Burgemeester en Wethouders in hun
prae-advies een zelfde veronderstelling.
Ten slotte spreekt hij de hoop uit, dat in de toekomst nog
tot verdere verlaging zal kunnen worden overgegaan.
De heer LOONEN houdt een pleidooi voor verlaging van
den stroom prijs voor klein-krachtverbruik.
De heer VAN VEEN moet den heer Van Houten
opmerken, dat hetgeen hij bij de behandeling der begrooting
van het Electriciteitsbedrijf voor 1930 over het winstsaldo
heeft gezegd, nog niets van zijn juistheid heeft verloren.
Spr. heeft destijds den heer Van Houten erop gewezen,
dat de winst het verschil is tusschen ontvangsten en uit
gaven en dat als men zich waagt aan de bewering, dat
de geraamde winst toch wel zal worden overschreden
men heeft aan te toonen, welke ontvangst te laag en welke
uitgaaf te hoog is geraamd. Laat men dit na, dan praat men
in de ruimte. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
is echter op de bedrijfsuitkornsten over het le kwartaal van
dit jaar gegrond en daarom zal Spr. er met gerustheid voor
stemmen.
De heer SCHRAUWEN brengt in herinnering, dat het
toen niet 'alleen ging om de vraag, of het geraamde winst
cijfer wel bereikt zou worden, maar men wilde ook eerst eens
het resultaat van de invoering van het vastrechttarief over
het le kwartaal van 1930 afwachten.
De heer COHEN ontkent zulks.