24 APRIL 1930. 295 heeft opgeleverd. Ook moet men hierbij in aanmerking nemen, dat het grootste deel van de uitgetrokkenen thans aan de zorgen van het Burgerlijk Armbestuur is overgedragen. Spr. vindt dat verkeerd. Men moet bovendien rekening houden met het feit, dat eerstdaags een massa-ontslag van personeel aan de Suikerfabriek te verwachten is. Ook aan andere fabrie ken staat zulks te gebeuren. Alles wijst er op, dat de werk loosheid tegen het einde van de maand Mei grooter zal zijn dan thans. En dan zal het crediet voor werkverschaffing zijn uitgeput en zullen er wederom uitgetrokkenen worden „over geheveld" naar het Burgerlijk Armbestuur. Om zulks te voorkomen en de menschen aan het werk te houden, heeft Spr. verzocht om het crediet tot f 10.000,te verhoogen. Spr. kan zich alleen dan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, als hij de toezegging verkrijgt, dat, wanneer het inderdaad zoo loopt als Spr. verwacht, het crediet voor werkverschaffing verhoogd zal worden. De heer VAN BUITENEN merkt op, dat d.e heer M e ij v i s wel de door Burgemeester en Wethouders verstrekte cijfers in twijfel heeft getrokken, maar in gebreke is gebleven aan te toonen, dat zij niet juist zijn. Voorts zegt Spr., dat de- toestand verleden jaar na afloop der langdurige vorstperiode buitengewoon gunstig is geweest en dat de ondervinding heeft geleerd, dat de werkloosheid tegen Juni afneemt. Daar om kan Spr. de vermoedens, welke de heer M e ij v i s heeft uitgesproken, niet dadelijk aannemen. Ook moet men niet uit het oog verliezen, dat aan de Suikerfabriek veel arbeiders van buiten de gemeente werken. Dat Burgemeester en Wet houders de zaak niet laten waaien, blijkt wel uit het feit, dat zij thans met een voorstel tot verhooging van het crediet voor werkverschaffing komen. De heer Me ij vis kan op dit punt, ook voor de toekomst, gerust zijn. Naar aanleiding van de uitlating van den heer M e ij v i s, dat hij het „overhevelen" van uitgetrokkenen naar het Bur gerlijk Armbestuur verkeerd vindt, merkt Spr. op, dat zulks

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 295