24 APRIL 1930. 299 dat er rekening is gehouden met den hinder, welken het' marktrumoer voor de godsdienstoefening in de Groote Kerk zou kunnen veroorzaken, door de markt zooveel mogelijk naar de richting van de Halstraat te verschuiven. Wat het stellen van de Goede-Vrijdagsche markt op een anderen dag betreft, hebben Burgemeester en Wethouders er nooit veel voor gevoeld om aan den Goeden Vrijdag het karakter van een werkdag te ontnemen, ten einde er een Zondag van te maken. Een Protestantsche minderheid wil dat mis schien wel, maar men zal in gemeenten als b.v. Leeuwarden toch ook niet op Allerheiligen de markt verzetten ter wille van een Katholieke minderheid. Spr. heeft trouwens nooit gehoord, dat de Roomsch-Katholieken verzoeken daartoe hebben gedaan. Hij vermoedt, dat dezen het heel gewoon zullen vinden, dat in dergelijke gemeenten de markt op Allerheiligen doorgaat. De heer VAN VEEN constateert met genoegen, dat er door Burgemeester en Wethouders dus iets gedaan is om hinder van het marktrumoer voor de godsdienstoefening in de Groote Kerk te voorkomen. 3. De heer VAN DER VEN merkt op, dat het alweer eenige maanden geleden is, dat de Raad een crediet voor den bouw van een badhuis heeft toegestaan. Spr. vraagt, in welk stadium die zaak thans verkeert. De VOORZITTER antwoordt, dat zij het gewone verloop heeft; wanneer het bestek voor den bouw gereed is, zal de openbare aanbesteding plaats hebben. 4. De heer KROONE vraagt, hoe het staat met de be strating er; verlichting van het z.g. Bloemenkwartier.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 299