16 MEI 1930.
317
per H. A. Hij acht het namelijk, in verband met de huidige
land- en tuinbouw-crisis, niet gewenscht thans tot openbare
verpachting over te gaan. Spr. vreest, dat men dan, ten
einde de gronden toch maar in zijn bezit te verkrijgen, de
pachtsom zoodanig zal opdrijven, dat zij voor den pachter
niet loonend zullen zijn, hetgeen ook niet in het belang van
de gemeente is. Bovendien derft de gemeente dan zes jaren
lang de beschikking over den grond.
De heer KUIJLAARS heeft in de overgelegde stukken
slechts 16 kavels vermeld gevonden, terwijl er 17 zijn. Naar
aanleiding hiervan vraagt Spr., of aan dien éénen kavel een
andere bestemming is gegeven.
Voorts verklaart Spr. het bezwaar van den heer Van
Houten tegen openbare verpachting van de gronden in
verband met de heerschende land- en tuinbouw-crisis niet
te kunnen deelen. Hij vindt het juist het goede moment om
daartoe over te gaan, daar tengevolge van die crisis een
andere waarde zal worden bepaald voor deze gronden,
welker verkaveling Spr. heeft het met genoegen gezien
thans aanmerkelijk verbeterd is. In tegenstelling met den
heer Van Houten is Spr. ervan overtuigd, dat eventueele
gegadigden niet meer voor den grond zullen bieden dan de
waarde, welke zij daarin zien. Hij is dan ook een wa,rm
voorstander van openbare verpachting, maar deze behoort
bij opbod te geschieden.
Ten slotte zegt Spr. met vreugde te hebben geconstateerd,
dat de partij, waartoe de heer Van Houten behoort,
thans eindelijk belang gaat stellen in land- en tuinbouwzaken.
Wethouder VAN MIERLO antwoordt den heer Ku ij laars,
dat kavel no. 11 in de stukken is doorgehaald, omdat het in
de bedoeling ligt,, dien kavel binnen zeer korten tijd te be
stemmen voor stortplaats van vuil.
Den heer Van Houten merkt Spr. op, dat het de
bedoeling is de gronden uiterlijk voor zes jaren te verpachten,