318
16 MEI 1930.
maar de gemeente kan, wanneer een kavel in aanmerking,
komt voor bebouwing, ieder oogenblik de beschikking daar
over terugkrijgen onder de voorwaarden, als in het raads
voorstel zijn omschreven. Verder heeft de heer Van Hou
ten te kennen gegeven, dat hij het in verband met de
huidige land- en tuinbouw-crisis niet gewenscht acht thans
een openbare aanbesteding te houden. De gronden in kwestie
zijn evenwel geen tuin- of akkerland, maar weiland. Zij zijn
uit sleur jarenlang tegen f 75,- - per H. A. verhuurd.
Nu zij in handen van de gemeente zijn overgegaan, rijst de
vraag, of men moet voortgaan met deze gronden, welke
middelerwijl vlak tegen de bebouwde ko'm zijn komen te
liggen, tegen die lage pachtsom te verhuren. Zijns inziens
kan er niets tegen zijn om ze thans bij opbod te verpachten';
niemand behoeft meer te betalen dan hij wil.
Ten slotte deelt Spr. mede, dat art. 10 der verpachtings-
voorwaarden op het punt van de schadevergoeding bij nader
inzien zoodanig is gewijzigd, dat, indien partijen het onder
ling niet eens kunnen worden omtrent de schade, ieder
hunnei een scheidsman zal benoemen, die zich een derde
zullen toevoegen; deze scheidslieden zullen in hoogste in
stantie, met uitsluiting van den bevoegden rechter, naar
recht en billijkheid uitspraak doen.
De heer VAN HOUTEN zegt, naar aanleiding van de
opmerking van den heer Kuij laars over de belang
stelling van Spr.'s partij in land- en tuinbouwzaken, dat als
de partij, waartoe de heer K u ij 1 a a r s behoort, zooveel
belang daarin stelt als die van Spr., de landbouwers daarmede
ten zeerste gebaat zouden zijn. Spr. vindt, dat het voorgestelde
pachtcontract niet voldoet aan redelijke eischen; behalve
de zooeven daarin, bij monde van den heer Van M i e r 1 o,
aangebrachte wijziging, is daarin geen enkel recht van den
pachter vastgelegd, terwijl er toch rechten en waarborgen
behooren te worden gegeven. Spr. heeft daarom ernsrtig
bezwaar tegen het contract, tenzij daaraan worde toegevoegd