29 JANUARI 1930.
31
M i e r 1 o om de bewuste verklaring van adressant in het
debat te brengen. Die verklaring beteekent niet, dat hij met
den loop van zaken tevreden is; zij doelt alleen op de in
middels toegestane verbouwing van den achterbouw adres
sant behoeft nu niet langer in den regen te zitten - en het
is daarom verkeerd haar in deze als argument aan te voeren.
Bo\endien is hem daartoe het mes op de keel gezet.
De heer VAN MIERLO zegt, dat de heer Van Veen
door zijn laatste bewering zelf zijn geheele redeneering
omver gooit; hij erkent daarmede zelf, dat de Nieuwe Gin-
nekenstraat door al dat verbouwen in stand achteruitgaat.
Spr. kan de verwachting van den heer Rip pen, dat het
benedengedeelte van het pand door den tijd toch wel in
een winkelhuis herschapen zal worden, niet deelen. Hij is
van meening, dat men door de gevraagde vergunning te
verleenen, dat proces juist zal vertragen.
Ten slotte komt Spr. op tegen de bewering van den heer
Gruijs, dat de bewuste verklaring zou zijn afgeperst.
De heer CERUTTI vindt, dat de heer Van Mierlo
een verkeerde opvatting heeft van de welstandsbepaling.
De VOORZITTER begrijpt niet, dat Burgemeester en
Wethouders in een dergelijke kwestie niet den steun krijgen
van alle raadsleden. Zij laten zelfs in minder aanzienlijke
straten dan de Nieuwe Ginnekenstraat geen verbouwing van
heerenhuizen in beneden- en bovenwoningen toe.
De heer ZIJEMANS merkt op, dat Burgemeester en Wet
houders het te dien opzichte met de Willemstraat toch zoo
nauw niet nemen. Spr. noemt daarvan enkele voorbeelden,
o.a. een heerenhuis, dat nu in een kantoor met twee boven
woningen is veranderd.