320
16 MEI 1930.
Wat het andere voorstel van den heer Van Houten
betreft: aanvulling van art. 12 der verpachtingsvoorwaarden
met een verwijzing naar art. 1628 B. W.Spr. acht dit over
bodig, daar het bewuste wetsartikel, ook al wordt het niet
in het contract genoemd, toch van kracht blijft; het effect
van een eventueele opneming zou dus nihil zijn.
De heer VAN HOUTEN merkt op, dat het effect van al
hetgeen van de zijde der S. D. A. F. komt, in dezen Raati
nihil is. Spr. maakt zich dan ook geen illusie, dat zijn voorstel
zal worden aangenomen. Hij haalt in dit verband aan, het
geen in een onlangs gehouden vergadering van Limburgsche
boeren en tuinders is gezegd, namelijk, dat het tijd werd;
om in hun blauwe kielen gekleed en met knuppels gewapend
naar Den Haag op te trekken om het Burgerblok, dat de
belangen der Limburgsche landbouwers en tuinders ver
waarloost, uit elkander te ranselen.
Ten slotte verklaart hij zijn voorstel, tot aanvulling van
art. 12 der verpachtingsvoorwaarden, te handhaven.
De VOORZITTER merkt op, dat de eerste voorwaarde
om tot het aannemen van een voorstel te komen is, dat het
weloverwogen wordt ingediend.
De heer VAN HOUTEN antwoordt, dat hij omtrent deze
zaak deskundig advies heeft ingewonnen; zij is dus ernstig
genoeg bekeken.
Het voorstel van den heer Van Houten,
tot aanvulling van art. 12 der verpachtingsvoor
waarden, wordt daarop jn stemming gebracht en
verworpen met 17 tegen 5 stemmen.
Tegen: de heeren Brantjes, Van Oosterum, Zijl
mans, Elich, Schrauwen, Kroone, Van den