324
16 MEI 1930.
26. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het
treffen van een overeenkomst met het Rijk betreffende het
medegebruik van de gemeentelijke bad- en zweminrichting
„Boeimeer".
De VOORZITTER stelt voor, dit punt van de agenda af
te voeren, daar het nog niet rijp voor behandeling is; men
wacht nog op een machtiging van de andere zijde.
Wordt afgevoerd.
27. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast
stelling van den vermenigvuldigingsfactor voor de plaatselijke
inkomstenbelasting over het dienstjaar 1930/1931, luidende
als volgt:
„Bij de becijfering van den vermenigvuldigingsfactor voor
„het belastingjaar 1930/1931 moet worden uitgegaan van het
„bedrag geraamd op volgnummer 161 a. der begrooting
„voor 1930, zijnde f 570.000,Dit bedrag kan echter niet
„ongewijzigd worden gehandhaafd, omdat hen laste dier be-
„grooting uitgaven komen tot een grooter bedrag dan waar-
„mede bij de opmaking rekening kon worden gehouden.
„In het bijzonder betreft dit de posten geraamd wegens rente
„en aflossingen van geldleenjngen.
„In de eerste helft der maand April van dit jaar werden
„een tweetal geldleeningen gesloten, waarvan een belangrijk
„gedeelte ten laste van den algemeenen dienst is gekomen.
„Te dier zake moet worden betaald in 1930:
„a. wegens rente rond f 38.000,—
„b. wegens aflossing rond f 42.000,
Totaal f 80.000, -
„Bovendien werd bij de vaststelling van
„het plan djer geldleeningen besloten diver-
„se uitgaven over een tijdvak van 5 tot