360
30 JUNI 1930.
,,De situatie in Breda geeft ons inziens geen aanleiding U
„voor te stellen aan den wensch van het adres te voldoen."
De heer HAALMAN wil elke gelegenheid aangrijpen, welke
alcoholgebruik kan tegengaan. Waarom hebben Burgemeester
en Wethouders afwijzend geadviseerd? Dit stelt Spr. nu niet
direct teleur, doch het College had een en ander toch eens
moeten overwegen. Er zijn zooveel andere middelen om het
drankmisbruik te beteugelen. Spr. verzoekt derhalve Burge
meester en Wethouders dit prae-advies terug te nemen, om
de zaak nog eens nader onder oogen te zien en beperkende
maatregelen voor te stellen. Ook vindt hij het prae-advies wel
wat kortaf.
De heer VAN VEEN is ook eenigszins het gevoelen ;van
den heer Haaiman toegedaan. Misschien is er reden om
deze zaak nog eens nader te bekijken en in de toekomst het
aantal te verleenen vergunningen te beperken. Spr. vraagt
hoeveel het aantal drankvergunningen, dat te Breda is ver
leend, van het wettelijk maximum verschilt.
De VOORZEI TER deelt mede, dat het maximum-aantal
vergunningen is bereikt en 110 bedraagt.
De heer VAN VEEN vindt, dat deze zaak wel eens nader
onder de oogen mag worden gezien. Spr. had gaarne een
anderen toon in het prae-advies beluisterd.
De heer CERUTT1 vraagt, of onder het maximum der
vergunningen ook die der geannexeerde gebiedsdeelen vallen.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
De heer CERUTTI raadt alsdan aan, niet te veel waarde
te hechten aan de bezwaren van de heeren Haaiman en