30 JUNI 1930.
361
Van Veen. Dat op de Qroote Markt meer vergunningen
zijn verleend dan in zekere andere gedeelten der stad, is ge
legen in het feit, dat de meeste der aldaar gevestigde vergun-
ningslocaliteiten, inrichtingen van maatschappelijk verkeer /.ijn.
Spr. verklaart zich met het prae-advies te kunnen vereenigen.
De VOORZITTER is van meening, dat het prae-advies :iiet
zoo kort en afwijzend is, als wordt voorgesteld. Ook Burge
meester en Wethouders streven voor drankbestrijding. Op het
oogenblik is echter de toestand niet van dien aard, dat Breda
wijzer of hinderlijker moet zijn dan de rijkswetgever. Daar
voor zijn in het prae-advies argumenten aangevoerd.
De heer VAN WERKHOOVEN merkt op, dat er meerdere
wegen zijn om het drankmisbruik te beperken. Hij steunt
daarom het voorstel-Haalman, mede omdat zulks in den
gedachtengang van zijn fractie is, en omdat het één der
wegen is welke tot algeheele drooglegging leidt.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat het prae-advies
niet voor 100 °/0 Spr.'s instemming heeft. Naar Spr.'s meening
kunnen meerdere middelen, welke de Drankwet aangeeft om
tot beperking te geraken, worden aangegrepen, b.v. het be
palen, dat door Burgemeester en Wethouders in daartoe
aangewezen wijken, buurten of straten vergunningen niet
meer mogen worden verleend.
De heer VAN VEEN wijst er op, dat hij geen droogleg
gingsman is, zooals de heer Cerutti hem wil voorstellen.
Op het oogenblik echter is te Breda het aantal vergunningen
verleend tot het wettelijk maximum. Er is derhalve gegeven
wat gegeven mocht worden. Spr. nu is de meening toegedaan,
dat dit aantal wel kan worden beperkt, wat geheel iets' anders
•is dan afschaffen.