30 JUNI 1930.
367
Dc heer MOLL heeft den toestand ter plaatse ook opge
nomen. Spr. heeft de overtuiging gekregen, dat de buren van
deze bebouwing geen hinder zullen ondervinden. Hij zal
eveneens tegen het prae-advies stemmen, ook omdat de man
door een weigering groote schade lijdt.
Wethouder VAN MIERLO vraagt, waarin dat nadeel be
staat. De grond is geen eigendom van adressant. De Gezond
heidscommissie en de Directeur van Openbare Werken zijn
unaniem van meening, dat deze ontheffing moet geweigerd
worden. De leden van die commissie en de directeur zjjn toch
beter deskundig dan de meeste raadsleden. Ook het ge-
heele College van Burgemeester en Wethouders heeft met
de Directie van Openbare Werken den toestand ter plaatse
opgenomen. Wordt deze aanvraag toegestaan, dan is het
volgens Spr. beter, artikel 15 der Bouwverordening
maar voorgoed te schrappen, iedereen zijn gang te laten gaan
en maar vol te laten bouwen. Tot tweemaal toe, is een com
promis aan adressant voorgelegd, dat zeer aanvaardbaar was,
doen waarop niet werd ingegaan. Er is gezegd: „Ik krijg vart
den Raad de ontheffing toch wel". Dat is de tendenz.
Spr. geeft in overweging, het prae-advies aan te nemen.
De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, of het idéé van den
Belcrumpolder niet te sterk in het College naar voren is ge
komen.
De VOORZITTER: Wat heeft de Belcrumpolder met deze
zaak te maken?
De heer VAN WERKHOOVEN: Bij weigering der ont
heffing zou het mogelijk kunnen zijn, dat deze industrie werd
verplaatst naar dien polder, Spr. is zqq iets. ter qore gekomen.