368 30 JUNI 1930. Wethouder VAN MIERLO: Over den Belcrumpolder is noch door het College, noch door de Directie van Openbare Werken met adressant gesproken. Het is misschien mogelijk, dat een ondergeschikt ambtenaar terloops wel eens op den Belcrumpolder de aandacht heeft gevestigd, doch van eenige pressie is geen sprake; namens Burgemeester en Wethouders kan Spr. dit uitdrukkelijk aan den Raad verklaren. Wethouder VAN BUITENEN is het met den heer Van M i e r 1 o eens, dat het, bij verleenen van deze ontheffing beter is artikel 15 der Bouwverordening af te schaffen. Ar gumenten als thans door verschillende raadsleden worden gebezigd kan men altijd te berde brengen. Trekt dan liever artikel 15 in betoogt Spr. en bespaart Burgemeester en Wethouders en onze diensten noodeloos werk. Het heeft op die manier geen zin meer, om te werken via Gezondheids commissie, technischen dienst en Burgemeester en Wethou ders, want de Raad moet dan consequent elke ontheffing toe staan. Spr. komt dan ook in de verleiding om verzoeken om ontheffing van artikel 15 der Bouwverordening niet zoo aandachtig meer te behandelen. Vervolgens zegt Spr., dat praatjes over den Belcrumpolder uit de lucht gegrepen zijn, en vraagt dan, wat de Gezond heidscommissie toch voor motieven zou kunnen hebben om de menschen naar den Belcrumpolder te sturen. Adressant wil een fabrieksgebouw oprichten op een terrein dat daar voor niet geschikt is. Spr. geeft den Raad in overweging, niet op het verzoek van adressant in te gaan. De VOORZITTER zegt, dat het geheele College een onder zoek in loco heeft ingesteld. Burgemeester en Wethouders adviseeren afwijzend, omdat het absoluut in strijd met het streven van onze Bouwverordening is het verzoek in te wil ligen. De Raad moet zich goed inprenten, dat het College geen afwijzing voorstelt, indien het niet noodzakelijk is. Spr.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 368