30 JUNI 1930.
370
aanhangsel. Volgens art. 15 moet hiervan i/4 deel open wor
den gelaten. Burgemeester en Wethouders hebben goedge
vonden, dat het geheel wordt bebouwd, mits het haakvormig
aanhangsel dan onbebouwd blijft. Later heeft er nog óverleg
plaats gehad met Publieke Werken en deze dienst heeft ge
meend, dat als laatste concessie nog kon worden toegestaan,
dat ook op het haakvormig aanhangsel werd gebouwd, mits
hiervan dan weer een gedeelte onbebouwd bleef.
Spr. heeft niet den indruk, dat zulk een bebouwing voor
adressant onbruikbaar zou zijn en meent, dat ook de open
plaats nog goed benut kon worden voor diens bedrijf. Er
zou evenwel een nieuw plan gemaakt moeten worden.
De heer HAALMAN protesteert tegen het gezegde van den
Voorzitter, dat raadsleden zich zouden hebben laten verleiden
tot een toezegging. Hierdoor beschuldigt hij die raadsleden
van schending van hun eed van trouw. Spr. verzoekt den
Voorzitter deze woorden terug te nemen; „het boetekleed
ontsiert niemand", heeft Schaepman eens gezegd.
De VOORZITTER zegt geen boetekleed te zullen aantrek
ken. Hij heeft niemand van iets oneervols beschuldigd, doch
slechts geconstateerd, dat niet zelden niet voldoende bewust
van het belang der zaak een toezegging wordt gedaan. Een
dergelijke toezegging wordt dan ontfutseld. Ook Spr. moet
voor zich daartegen waken. De heer Haaiman moet geen
olifant zien, waar een mug ten tooneele komt.
De heer VAN NOORT zegt, voor het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders te zullen stemmen, omdat mislei
dende teekeningen aan de raadsleden zijn gezonden.
Het afwijzend prae-advies van Burgemeester en
Wethouders wordt daarna in stemming gebracht
en aangenomen met 14 tegen 11 stemmen.