382
30 JUNI 1930.
„zoowel ter verzekering van den goeden gang van zaken in
„het nieuwe huisgezin, als in het belang van den geregelden
,jvoortgang van het onderwijs.
„Overgangsbepalingen voor beide gevallen zijn opgeno-
„rnen."
De heer HAALMAN vindt in dit oogenschijnlijk onschul
dig voorstel een belangrijke principieele kwestie gelegen,
n.l. het ontslag van onderwijzeressen bij huwelijk. Paedago-
gisch is zulks wellicht goed. De Eerste Ambtenares van het
Rijk iS ook gehuwd; en toch heeft het huishouden van het
Rijk daaronder niet geleden. Spr. kan zich met dit voorstel
niet vereenigen.
De heer VAN VEEN kan gedeeltelijk met den heer Haai
man meegaan. Gevallen als men hier op het oog heeft,
zullen zich in Breda sporadisch voordoen. Elk geval kan op
zich zelf bekeken worden en de belangen van het onderwijs,
zoowel als die van de betrokken onderwijzeres kunnen bij de
sporadisch voorkomende gevallen zeer goed onder het oog
worden gezien.
De heer KROONE zegt, dat het maatschappelijk vraagstuk
nog niet zoo ver is, dat de vrouwen uit de fabrieken worden
geweerd. Ten aanzien van de gehuwde vrouw is dit vraagstuk
vrijwel opgelost.
Waar het hier gehuwde vrouwen geldt en het een werk
kring is, welke door mannen kan worden verricht, zal Spr.
voor dit voorstel stemmen.
De heer VAN DE VEN zal voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders stemmen. Spr. meent, dat de gehuwde
vrouw uit de school dient te blijven. Haar plaats is in het'
huishouden. Het belang van het onderwijs vergt, dat de
onderwijzeres geen zorgen voor het huishouden heeft. Is