30 JUNI 1930. 383 dit we! het geval, dan zal het onderwijs daaronder lijden. Ook het omgekeerde is mogelijk. Het voorstel gaat naar Spr.'s meening dan ook niet ver genoeg. De gehuwde onderwijze ressen boven 45 jaar behooren eveneens uit de school te blijven. Spr.. vraagt, welke motieven Burgemeester en Wet houders hebben voor de leeftijdgrens van 45 jaar. De VOORZITTER zegt, dat betrachting tot uniformiteit en aanpassing aan de rijksgrenzen voor ambtenaren hier gegol den hebben. Practisch zal dit voorstel vooralsnog geen effect sorteeren. Er zijn n.l. 6 ongehuwde onderwijzeressen aan het openbaar onderwijs verbonden. Aangezien de verordening moest gewijzigd worden, in verband met gerezen moeilijk heden i.z. ontslag van het onderwijzend personeel op 65- jarigen leeftijd, hebben Burgemeester en Wethouders daarin ook regelen opgenomen betreffende het ontslag van gehuwde onderwijzeressen. Niemand der leden verder eenige bedenking hebbende, wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heeren Cohen, Gruijs, Van Houten, Van Bedaf, Van Werkhooven en Haaiman, verzoeken aanteekening in de notulen, dat zij tegen dit voorstel zijn. 59. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wij ziging van de verordening tot heffing van standplaatsengeld. Zonder eenige bedenking wordt dienovereen komstig besloten. 60. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe kenning eener subsidie aan het Instituut voor Arbeidersont wikkeling voor den cursus 1929/1930, luidende als volgt:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 383