408
30 JULI 1930.
de Sociaal-Democratische Raadsfractie plaats te nemen. Voorts
heeft Spr. er op aangedrongen niet verder op de zaak in te
gaan, daar zij desnoods bij de algemeene beschouwingen
van de gemeente-begrooting te berde kan worden gebracht.
De gedachtenwisseling is dientengevolge zeer beperkt ge
weest. De voorstelling van zaken door den heer Van Veen
in het ingezonden stuk gegeven is derhalve onjuist en diens
handelwijze eenigszins laf te noemen, wijl de heer Van
Veen weet, dat Spr. niet op ingezonden stukken kan
terugschrijven en in de vergadering hem genoeg gelegenheid
worot gegeven het woord te voeren.
De heer VAN VEEN zegt, dat de Voorzitter, nadat hij
den brief van den heer Haaiman had voorgelezen, wel
degelijk vrij uitvoerige besprekingen over den overgang van
dat Raadslid naar de Sociaal-Democratische fractie heeft
toegelaten. Die besprekingen hoorden hier niet thuis en
daarom heeft Spr. dat in een ingezonden stuk opgemerkt.
De VOORZITTER antwoordt, dat de heer Van Veen
de beoordeeling van de kwestie of de bespreking van een
zaak hier al of niet thuis behoort, aan hem moet overlaten.
Voer het overige heeft Spr. er juist voor gezorgd, dat ,het
debat niet te wijdloopig werd.
Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde:
1. Besluiten van de Gedeputeerde Staten van Noordbra
bant, als:
a. d.d. 25 Juni 1930, G. no. 17, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit van 16 Mei j.l., tot het aangaan
van een overeenkomst met de Weduwe P. J. Wage-
makers-Blankers, strekkende ter oplossing van
een geschil over de grensscheiding tusschen haar per-