30 JULI 1930. 413 zich z;elden voordoet en wanneer het zich voordoet, elk geval op zich zelf wordt beschouwd. De heer KU IJLAARS merkt op, dat het hier voor den ambtenaar in kwestie toch een feitelijke verbetering van zijn positie betrof. Spr. blijft van meening, dat de Slachthuis- ciommissie in deze gehoord had moeten worden. Voorts wijst Spr. op de consequenties van het toekennen van deze ver goeding en zegt, dat de Directeur straks wel met een nota vani f 1000,verhuiskosten kan komen. Ten slotte spreekt hij den wensch uit, dat de Slachthuis commissie voortaan in dergelijke gevallen zal worden gekend. De heer HAALMAN vraagt, op hoeveel het College de verhuiskosten van den Directeur begroot. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks thans niet aan de orde is. De heer KROONE verklaart het in deze volkomen eens te zijn met het College van Burgemeester en Wethouders. Ook andere overheidslichamen keeren aan hun ambtenaren vergoeding uit, wanneer deze verplicht zijn geweest te ver huizen. De heer BRANTJES merkt op, dat hier geen sprake kan zijn van een verplichte verhuizing, doch van een verhuizing als gevolg van een bevordering, namelijk tot opzichter bij het Openbaar Slachthuis. De VOORZITTER zegt, dat men de zaak anders moet stellen. De persoon in kwestie was hulpkeurmeester bij den Vleeschkeuringsdienst en leek Burgemeester en Wethouders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 413