436
30 JULI 1930.
„Krachtens art. 103, 3e lid der L. O. Wet 1920 is aan de
„Besturen der Bijzondere Lagere scholen reeds een voorschot
„uitgekeerd op de vergoeding 1928 van 70%. Dit verleende
„voorschot wordt thans op de uit te keeren vergoeding in
gehouden.
„Op grond van het vorenstaandel hebben wij de eer Uwen
„Raad voor te stellen de vergoeding aan de Bijzondere Lagere
„scholen over 1928 vast te stellen tot de bedragen, zooals die
„voor iedere school op bijgaanden staat in de desbetreffende
„kolom zijn aangegeven."
De heer VAN VEEN zou gaarne vernemen, of de bedrijven
het gas, het water en de electriciteit voor de openbare scholen
aan de gemeente leveren tegen de particuliere prijzen of tegen
gereduceerden prijs.
De VOORZITTER vraagt den heer Van Veen, wat de
bedoeling van diens vraag is.
De heer VAN VEEN antwoordt, dat de bedoeling van zijn
vraag de volgende is.
De bijzondere scholen betalen voor gas, water en electri
citeit, naar hij meent te weten, den particulieren prijs. Indien
nu de gemeente voor de openbare scholen aan de bedrijven
een gereduceerden prijs mocht betalen, zou men den bijzon
deren scholen iets te kort doen.
Spr. verzoekt Burgemeester en Wethouders, om met deze
opmerking rekening te houden, indien zijn veronderstelling
juist mocht blijken te zijn.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
aan die opmerking de noodige aandacht zullen wijden. Ver
volgens zegt Spr., dat het den leden wellicht zal interesseeren,
hoe de bedragen der vergoeding ex art. 101 per leerling in
de laatste jaren geloopen zijn. Spr. doet daarop voorlezing