30 JULI 1930.
445
en de geheele omgeving staat hier op het spel; hij meent dan
ook, dat men in deze een breed standpunt moet innemen en
het voorgestelde bedrag behoort toe te kennen.
De heer ZIJLMANS zegt het volgende:
In de eerste plaats zou ik gaarne vernemen (wat uit het'
advies van Burgemeester en Wethouders niet blijkt) van wien
het initiatief tot het vormen der commissie is uitgegaan. Voor
het vervolg is het van veel belang dit te weten.
De oorzaak der verontreiniging, zooals wij die kennen en
die ons hindert, ligt bij de H. K. L in de eerste plaats, dus
binnen onze gemeente en dus is het de taak van het bestuur
van Breda om die oorzaak weg te nemen, hetzij door het
geven van voorschriften op grond van de Hinderwet, hetzij
door afvoer van afvalwater niet rechtstreeks naar de Mark,
mogelijk te maken, bijv. door een afzonderlijke rioleering..
Dat Burgemeester en Wethouders nu voorlichting zoeken
bij een deskundige commissie, daar is niets op tegen, maar
dat de commissie is uitgebreid met afgevaardigden van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken en van de buitenge
meenten, die al heel weinig belang bij deze zaak hebben, als
„.Mark en Dintel" toch deel neemt, vind ik jammer, omdat
daardoor een snelle wijze van werken niet wordt bevorderd.
Want het tegengaan der verontreiniging is bijzonder urgent;
een spoedige oplossing is een zeer belangrijke kwestie voor
Breda. Daarom zal ik over het bedrag van f 1000,niet
spreken, maar ik doe het voorstel om de rapporten der com
missie aan den Raad over te leggen, zoodat wij van den stand
en den voortgang van het onderzoek op de hoogte zijn.
De heer MEIJVIS zegt met belangstelling den loop der
besprekingen omtrent deze zeer urgente kwestie in het bij dit
voorstel overgelegd verslag van de eerstgehouden vergade
ring der commissie gevolgd te hebben. Het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders kan Spr. en zijn fractiegenooten
evenwel niet voldoen; zoo tusschen de regels door geven