446
30 JULI 1930.
Burgemeester en Wethouders daarin te kennen, dat het hier
maar een studie-commissie betreft, waTvan dus geen plannen
verwacht kunnen worden. Spr. en zijn fractiegenooten zijn
echter van meening, dat het thans hoog noodig is plannen te
maken, welker samenstelling aan deskundigen behoort te
worden opgedragen; zulks te meer, daar men al durft men
het kind blijkbaar niet goed bij zijn naam te noemen toch
al wel weet hoe en waardoor het water verontreinigd wordt.
Dat de Kamer van Koophandel en Fabrieken al heel weinig
belang bij deze zaak' heeft, is Spr. niet met den heer Z ij It-
mans eens.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
door besprekingen over hinderwetskwesties vaak in contact
komen met den Inspecteur van de Volksgezondheid. Bij die
gelegenheden is ook de kwestie van de waterverontreiniging
van de Mark ter sprake gekomen. Dit heeft tengevolge gehad,
dat de voornoemde Inspecteur naar den Commissaris van de
Koningin in Noordbrabant is gegaan om die kwestie onder de
aandacht van het Gouvernement te brengen. Daarop is ge
volgd een bespreking van den Burgemeester met den Commis
saris der Koningin en bedoelden Inspectuer, welke er toe
geleid heeft, dat de Commissaris een commissie in het leven
riep, waarin 30 personen zitting hebben, o.a. afgevaardig
den van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en van
industrieën en gemeenten, die belang bij de zaak hebben.
Uit deze commissie is een studiecommissie, bestaande uit een
10-tal personen, onder voorzitterschap van het lid der Gede
puteerde Staten Schrauwen, gevormd, welke zich om
gemakkelijker en vlugger te kunnen werken, gesplitst heeft
in een technische en een juridische commissie, van welke
laatste ook Wethouder Van M i e r 1 o deel uitmaakt. De
heer Z ij 1 m a n s behoeft zich dus niet over den gang van
zaken bezorgd te maken.
Wat nu het voorstel zelf betreft; Burgemeester en Wethou
ders wenschen aan die 1000 gulden geen consequenties te