448 30 JULI 1930. Een kapstok moet de studiecommissie niet wordenBurge meester en Wethouders hopen dat te voorkomen. De zaa:k is echter niet zoo eenvoudig; zij verdient in den breede be keken te worden en heeft niet alleen de belangstelling van Burgemeester en Wethouders, maar ook in breeder kring, met name van het Rijksbureau voor afvalwaterzuivering en van den Inspecteur van de Volksgezondheid. De heer ZIJLMANS meent, uit de mededeelingen van den Voorzitter te mogen opmaken, dat het initiatief tot het vor men der commissie van den Inspecteur van de Volksgezond heid is uitgegaan. Spr. heeft nog geen antwoord bekomen op zijn verzoek om de rapporten der commissie aan den Raad over te leggen. De VOORZITTER antwoordt, dat, als die rapporten tot voorstellen leiden, zij aan den Raad zullen worden overge legd, ten minste wanneer zulks geen bezwaar oplevert. In elk geval zullen Burgemeester en Wethouders er te zijner tijd voor zorgen, dat die voorstellen behoorlijk worden toegelicht. De heer VAN VEEN merkt naar aanleiding van het gezegde van den Voorzitter ten aanzien van zijn deskundigheid op, dat hij zich deze niet aanmatigt, maar toch wel een en ander van deze materie meent te weten. Dat het Markwater stoffen bevat, welke op het afvalwater der H. K- I. reageeren, spreekt vanzelf, maar de hoofdzaak is dat de H. K. I. het laatst is verschenen en dat men hier sinds dien dat inktzwarte water heeft. Spr. blijft daarom volhouden, dat de H. K. I. de.' hoofdschuldige is van de waterveront reiniging. De VOORZITTER: Wij zullen maar zeggen, dat wij het betreuren, dat de heer Van Veen geen zitting in de com missie heeft gekregen!

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 448