30 JULI 1930. 453 hem niet kwalijk zullen nemen, als hij om deze reden tegen hun voorstel stemt. De heer MEIJVIS merkt op, dat Breda zoo langzamerhand de allures van een groote stad gaat aannemen. Spr. hecht evenwel meer waarde aan het aanbrengen van lichtklokken dan aan het plaatsen van deze vitrinezuilen. Spr. vraagt, of deze maatschappij ook niet bereid zou zijn lichtklokken aan te brengen. Hij geeft Burgemeester en Wethouders in over weging, daaraan nog eens te denken. De VOORZITTER vindt de opmerking van den heer Van Veen zeer begrijpelijk; de straat wordt inderdaad al genoeg gemeubileerd, maar zoo'n kleine vitrine kan er nog wel bij. Zij beeft nog het voordeel, dat zij tot verlichting van de om geving kan dienen. Men heeft ze ook in Amsterdam en Den Haag. Zij behoeven de omgeving niet te ontsieren, wanneer zij behoorlijk geplaatst worden. De plaatsing zal hier dan ook ter dege onder de oogen worden gezien. Het plaatsen van lichtklokken heeft hier al jaren geleden in het voornemen gelegen, doch de maatschappij, waarmede daaromtrent een overeenkomst was gesloten, heeft haar ver plichtingen niet kunnen nakomen. De heer MEIJVIS vraagt, hoe het staat met het verlichten van de wijzerplaten van torenuurwerken. De VOORZITTER deelt mede, dat hij toevallig gisteren nog met den Directeur van het Openbaar Slachthuis een be spreking heeft gehad over het verlichten van de .wijzerplaten van het uurwerk in den toren van het abattoir. Er werden daarbij echter al dadelijk zeer hooge cijfers genoemd. Bur gemeester en Wethouders willen de zaak evenwel gaarne nog eens overwegen; zij gevoelen ook wel iets voor een dergelijke verlichting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 453