464 30 JULI 1930. ja, dan zou Spr. gaarne vernemen van welken aard deze wa ren; uit de stukken blijkt hiervan niets. De koop is reeds ge sloten op 7 Maart 1929 en volgens de voorwaarden hadden deze perceelen reeds lang bebouwd moeten zijn. Vindt het College, aldus Spr., het nu ook niet onjuist om een gedanen koop te gemakkelijk te ontbinden? Volgens Spr. is dit hier beslist het geval. Immers, er is een berekening gemaakt, waar uit blijkt, dat er een directe schade is van f 408,30. In dit bedrag nu is niet opgenomen een vergoeding voor gemaakte onkosten, eventueele notariskosten, juridische adviezen, rouw koop (boete) enz. Toch bepaalt men het bedrag der schade vergoeding op f 550,en meent dan,x'dat al deze kosten daarin behoorlijk verdisconteerd zijn. Voor indirecte schade wordt dus een sommetje van f 141,70 berekend! Spr. is van oordeel, dat als er sprake is van rouwkoop, daarvoor alleen wel een bedrag van f 550,zou moeten, worden bepaald, afgezien nog van de directe en indirecte schade. Spr. vreest, dat als het College doorgaat met gedane koopen zoo gemakkelijk te ontbinden, dergelijke gevallen zich aanhoudend zullen voordoen. Hij kan zich dan ook niet zoo met dit voorstel vereenigen. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat men wel zal begrijpen, dat er in die D/4 jaar wel een en ander is gebeurd, hetgeen- aanleiding tot dit voorstel heeft gegeven. Het is echter heele- maal niet de bedoeling van Burgemeester en Wethouders, om eenmaal gedane koopen gemakkelijk ongedaan te maken; daarvoor moeten gegronde redenen aanwezig zijn. Voor zoo ver Spr. bekend is, heeft zich nog slechts éénmaal en wel verleden jaar zoo'n geval voorgedaan; het betrof toen iemand, die in financieele moeilijkheden zat. Dit is hier wellicht niet het gevaldoch de heer Stulemeijer wilde niet voldoen aan de bij den koop gestelde voorwaarden omtrent den aard der bebouwing. En nu had de gemeente wel kunnen gaan procedeeren over de vraag, of de ,heer Stulemeijer bij den koop al dan niet op de hoogte was van alle voorwaarden,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 464