30 JULI 1930. 465 maar deze procedure kon wel eens veel geld kosten en daarom leek het Burgemeester en Wethouders beter toe met den heer S t u 1 e m e ij e r tot overeenstemming te komen over een door hem te betalen bedrag aan rouwkoop. Nu kan men natuurlijk over dit bedrag gaan twisten, of het misschien wat hooger moest zijn; Spr. gelooft echter niet, dat de gemeente tenge volge van deze transactie schade zal lijden; hij verwacht, dat de grond niet lang renteloos zal liggen, daar zij voor een' spoedige bebouwing uitermate geschikt is. De heer KUIJLAA'RS is er niet van overtuigd, dat de ge meente in deze geen schade zal lijden. Spr. begrijpt niet, dat er oneemgheden konden ontstaan over den aard der bebou wing, daar de heer S t u 1 e m e ij e r vóór het sluiten van den koop toch bekend was met de voorwaarden. Hij spreekt zijn afkeuring uit over het voorgestelde bedrag en zegt, dat hier geen sprake kan zijn van rouwkoop. De- heer VAN' VEEN vindt het feit, dat de gemeente en de kooper het niet eens zijn kunnen worden over den aard der bebouwing, van veel meer gewicht dan het bedrag, dat aan rouwkoop betaald zal worden. Spr. heeft vernomen, dat de gemeente onaannemelijke eischen had gesteld omtrent de bebouwing en nu zou hij gaarne weten, wat die eischen eigen lijk inhielden. Wethouder VAN MIERLO ontkent, dat er onaannemelijke eischen zijn gesteld. Het ging er om, dat daar geen hotels en hinderwetsinrichtingen mochten worden opgericht. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop con form het voorstel van Burgemeester en Wethou ders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 465