468 30 JULI 1930. 37. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wij ziging van het plaatselijk belastingstelsel in verband met de nieuwe wet, regelende de financieele verhouding tusschen het Rijk en de Gemeenten, luidende als volgt: „Ingevolge de wet van 15 Juni 1929, Stbl. no. 388, houden- „de herziening van de financieele verhouding tusschen het „Rijk en de Gemeenten, is het noodig wijziging te brengen „in het plaatselijk belastingstelsel. „Enkele dier wijzigingen zijn aan een termijn gebonden „zooals die betreffende de personeele belastingen, ten aanzien „.waarvan is bepaald, dat de daarop betrekking hebbende „raadsbesluiten vóór 1 September a.s. moeten zijn genomen „willen zij 1 Januari 1931 in werking treden. Met betrekking „tot de classificatie is zelfs voorgeschreven dat dit zal ge schieden door de Kroon, wanneer de gemeente zelf daartoe „vóór eerstgenoemden datum geen besluit heeft genomen. „Zooals U bekend is, zal de gemeente door de nieuwe wet „eenige bronnen van inkomsten verliezen, waartegenover ech- „ter andere bronnen nieuwe baten in de gemeentekas zullen „brengen. „Aan de hand van cijfers, geput uit rekeningen van afge sloten dienstjaren en van door de Rijksbelastingadministratie „welwillend verstrekte gegevens, hebben wij getracht in deze „verliezen en winsten eenig inzicht te krijgen, hetgeen ook „Uwe belangstelling zal hebben. Daarom doen wij aan onze „voorstellen voorafgaan een overzicht der voordeden en na deden, dat een benadering geeft van het eindresultaat zooals „dat in volgende gemeente-begrootingen tot uitdrukking zal „komen. „De gemeente verliest: ade netto opbrengst der gemeentelijke inkomstenbelas ting. Over het dienstjaar 1927/28 was de bruto-opbrengst „f 746.587,67 over het dienstjaar 1928/29 f 845.447,41 en over „het dienstjaar 1929/30 f 867.659,03. Op de bruto-opbrengst „komt in mindering het bedrag aan kwade posten, dat voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 468