30 JULI 1930. 471 „3e. Woonforensenbelasting. „Bij de inwerkingtreding der nieuwe financieele verhou dingswet zullen de gemeentelijke inkomstenbelasting en de „bestaande forensenbelasting komen te vervallen. In de plaats „van de laatste is gekomen een nieuwe woonforensenbelasting, „welke door hare grondslagen een verteringsbelasting is en „daardoor een geheel ander karakter draagt dan de bestaande, „welke naar het inkomen wordt geheven. Bij de nieuwe „woonforensenbelasting moet het inkomen geheel buiten de „heffing worden gelaten. „Bij invoering van deze belasting, welke facultatief is ge- „steld, zijn belastingplichtig de natuurlijke personen, die „zonder in deze gemeente hoofdverblijf te hebben: ,,a. hier meer dan 90 malen in het belastingjaar nachtver blijf houden of, b. op meer dan 90 dagen in het jaar voor zich en, hun „gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. „Deze personen zijn in Breda zoo goed als niet te vinden, „zoodat deze belasting practisch van geen beteekenis is en „o.i. achterwege kan blijven. „Wij stellen U mitsdien voor niet tot invoering over te gaan. „4e. Personeele belasting. „Deze belasting, waarvan de opbrengst na 1 Januari 1931 „geheel aan de gemeente wordt uitgekeerd, zal te beginnen „met dat jaar, een der belangrijkste in komsten posten op de „gemeente-begrooting worden. De gemeente krijgt daardoor „bij de regeling der heffing ten aanzien waarvan zij een „uitgebreide bevoegdheid heeft gekregen financieel „belang. De gemeentebesturen kunnen door verschillende „maatregelen de opbrengst dezer belasting verhoogen of „verlagen, in welk geval een kleiner of grooter aantal opcen ten op de gemeentefondsbelasting moet worden geheven. „Hierdoor kan de belastingdruk naar gelang van het inkomen „minder of meer worden verlegd naar belastingdruk in ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 471