30 JULI 1930. 475
„van 40 °/0 het meest billijk is en de bestaande druk het meest
„nabij komt.
„Wij stellen U derhalve voor te besluiten tot het heffen
„van bovenstaande opcenten op de personeele belasting en
„tot verhooging van het wettelijk tarief voor paarden en
„motorrijtuigen met 40%, een en ander zooals zulks is uit
gewerkt in de bijgaande ontwerp-verordeningen.
„5e. Classificatie gemeentefondsbelasting.
„Voor de heffing (door het Rijk) der gemeentefondsbelas-
„ting worden onderscheiden gemeenten der le, der 2e en der
„3e klasse.
„De rangschikking is overgelaten aan de gemeente^ waar
door zij invloed kunnen uitoefenen op de grootte der mini-
„mum belastbare som. Zoo vangt de belastbaarheid aan:
Voor
Voor
gehuwden
ongehuwden
bij:
bij:
In gemeenten der le klasse
f 800,-
f 700,—
In gemeenten der 2e klasse
f 700,—
f 600,
ln gemeenten der 3e klasse
f 600,
f 500,—
„Door rangschikking der gemeenten in de 2e, of 3e klasse
„wordt verkregen een hoogere opbrengst der gemeentefonds-
„belasting, welke meerdere opbrengst aan de gemeente wordt
„uitgekeerd.
„Waar indeeling in een lagere klasse tot gevolg heeft dat
„de grens, waarbij het inkomen belastbaar wordt, omlaag
„wordt gebracht, dient te worden bezien welk effect een
„indeeling in de 2e klasse voor Breda zou hebben.
„De aftrek voor een gehuwde, een weduwnaar of weduwe
„bedraagt thans bij de gemeentelijke inkomstenbelasting
„f 700,en voor een ongehuwde f 500,Over minder dan