30 JULI 1930. 477 „door de Inspectie der directe belastingen, is de opbrengst „der gemeentefondsbelasting in onze gemeente te schatten „op 'f 469.274,zoodat de waarde van één opcent is „f 4692,74. Ter dekking van het genoemde bedrag zullen dus „moeten worden geheven 149800 4692,74 32 opcenten. „Het is ons gebleken, dat de Kroon geen genoegen neemt „met eene opcenten-verordening, waarin opgenomen een ma ximaal te heffen aantal opcenten met een jaarlijks vast te „stellen verrrienigvuldigingscijfer, zooals dat tot heden bij do „gemeentelijke inkomstenbelasting het geval was. Voor zoover „wij kunnen nagaan is daarvan het gevolg, dat telkens bij „wijziging in het aantal voor eenige jaren benoodigde opcen ten deze verordening opnieuw moet worden vastgesteld. „Waar dt nieuwe toestand tot gevolg heeft, dat een grooter „bedrag aan verschillende inkomsten op het eerste jaar kan „worden geboekt, is bij de heffing van 32 opcenten over 1931 „een overschot te wachte^ dat wij zouden willen benutten „om te dienen als reserve, wanneer eventueel in eerstvolgende „jaren de opcenten niet voldoende zijn om de begrooting „sluitend te maken. „Wij bieden daarom bijgaande ontwerp-verordening ter „vaststelling aan tot heffing van 32 opcenten op de gemeente- „fondsbelasting, tegelijk met de verordening op de invordering „dier opcenten. „Hiermede komende aan het einde onzer beschouwingen, „kunnen de daarin vervatte voorstellen als volgt worden „samengevat: „1. Terugbrenging der opcenten op de hoofdsom der „vermogensbelasting van 100 op 50; „2. Handhaving der opcentenheffing op de hoofdsom der „grondbelasting n.l. 80 voor de gebouwde en 20 voor de „ongebouwde eigendommen. „3. Niet-invoering van een woonforensenbelasting; „4. Ten aanzien der personeele belasting: „a. indeeling der gemeente in de 5e klasse;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 477