30 JULI 1930. 479 B. „In verband met de door ons aan U gedane voorstellen „in zake de wijziging der plaatselijke belastingen, is het hier- „jbijgaande voorstel van Uw medelid G r u ij s bij ons binnen gekomen. „Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U het volgende „mede te deelen „Allereerst geeft de voorsteller in overweging niet over te „gaan tot heffing van opcenten op de personeele belasting, „noch tot verhooging der tarieven bedoeld in de artt. 29 en „31 bis onder par. 4 en par. 5 letter c der wet op de Perso- „neele Belasting van 1896. „Afgescheiden van het al of niet wenschelijke van dezen „maatregel, meenen wij, dat de financieele gevolgen van dien „aard zijn, dat het niet mogelijk is de opbrengst van deize „opcenten en tariefsverhooging welke ongeveer rond „f 254.000 bedraagt - prijs te geven, zonder de begroo- „ting der gemeente ernstig in gevaar te brengen. „De voorsteller wil dit bedrag vinden door verhooging van „het aantal opcenten op de gemeentefondsbelasting. Hem in „zijn voorstel volgende, zouden deze opcenten met 54 „m oefen worden verhoogd en daardoor stijgen van 32 tot 86. Evenwel mag dit aantal niet hooger zijn dan het getal opcen ten, dat geheven wordt op de hoofdsom der grondbelasting „(op de gebouwde eigendommen) i.e. 80. Op geen enkelen aanslag in de gemeentefondsbelasting mogen dus meer dan 80 „opcenten worden geheven. „Alleen in het geval van „uiterste noodzaak" - - ter beoor- „deeling van Gedeputeerde Staten en de Kroon mag tot „100 worden gegaan. In dat geval echter mag geen progressie „worden gebracht in het aantal opcenten op de fondsbelas- „ti;ng en moet blijken, dut de overige heffingen in deze ge beente tot redelijke bedragen zijn opgevoerd. Dit laatste is „na het vervallen der opcenten personeele belasting niet het „geval, zoodat voor een heffing boven 80 opcenten wel geen „Koninklijke toestemming zou worden verkregen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 479