484
30 JULI 1930.
f 1,60 aan 32 opcenten is f 6,60, d.i. voor den belastingplich
tigen een nadeelig verschil van f 2,64.
Al zou het opvoeren van het aantal opcenten op de Ge
meentefondsbelasting Breda wel kunnen worden ingedeeld
voor de personeele belasting in de 4e en voor de gemeente
fondsbelasting in de le klasse, door de ingrijpende wijzigin
gen in de financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeen
ten, met betrekking tot het plaatselijk belastingstelsel, waar
door de daarop betrekking hebbende vroegere cijfers van geen
waarde meer zijn, beschikt men niet over gegevens, welke een
zoodanig gefundeerd inzicht kunnen geven, dat daarop in
grijpende wijzigingen kunnen worden gebaseerd.
En daar m.i. de minder-draagkrachtigen er meer mede zou
den gebaat zijn met een plaatsing van Breda, voor wat ,de
personeele belasting betreft, in de 4e klasse, in plaats van
daarop geen opcenten te heffen en die opcenten over te bren
gen op de gemeentefondsbelasting.
Zoo kan ik mij momenteel wel met het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders vereenigen, in de hoop, dat zoodra
de omstandigheden het zullen toelaten en een behoorlijk
inzicht is verkregen in het nieuwe belastingstelsel, den Raad
van de zijde van Burgemeester en Wethouders voorstellen
zullen bereiken om voor de personeele belasting Breda in
te deelen in de 4e klasse.
De heer VAN DE VEN vindt volkomen juist, wat de heer
Gruijs over den belastingdruk gezegd heeft, namelijk dat
daarbij de draagkracht van den belastingplichtige in aanmer
king moet worden genomen; alleen wanneer de belastingdruk
matig is, is een belasting rechtvaardig.
Spr. wijst vervolgens op het groote verschil tusschen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en dat van den
heer G r u ij s. Laatstgenoemde wil het door opcenten te dek
ken bedrag verhalen op de Gemeentefondsbelasting, terwijl
Burgemeester en Wethouders zulks willen doen op de Per
soneele Belasting, daarmede den huidigen toestand feitelijk