488
30 JULI 1930.
'cratische gemeentepolitiek beschouwd, eenig bezwaar ver
bonden kan zijn.
De heer SCHRAUWEN zegt, dat de heer Van de Ven,
de personeele belasting heeft afgeschilderd als een ideale be
lasting. Spr. is het hiermede niet eens; men moet rekening
houden met plaatselijke toestanden. De hier thans geldende
huurwaarde is te hoog en tengevolge daarvan moeten de
inwoners een belasting opbrengen, welke hun draagkracht
te boven gaat. Niettemin blijft de gemeente ingedeeld in de
5e klasse der Personeele Belasting. Spr. noemt dit een over
blijfsel uit den tijd der Generaliteitslanden, toen het Bra-
bantsche volk werd onderdrukt en uitgezogen. Spr. zou
daarom gaarne zien, dat Breda werd ingedeeld in de 4e klasse.
De heer VAN VEEN verklaart, met belangstelling het voor
stel van Burgemeester en Wethouders te hebben gelezen en
met waardeering te hebben gezien, dat er naar wordt gestreefd
om gedurende een periode van onzekerheid den belasting
druk niet te verplaatsen. Spr.'s belangstelling geldt ook het
geen hier in algemeenen zin te berde is gebracht; in de eerste
plaats het heldere betoog van den heer Van de Ven, ter
verdediging van het stelsel der Personeele Belasting, dat zijn
volle instemming heeft.
Nu hier echter door de voorstanders van het amendemcnt-
G r u ij s een aantal gegevens worden verstrekt, die wellicht
zeer belangrijk zijn, doch men niet zoo maar ineens kan ver
werken, ziet Spr. zich genoopt, het verzoek te doen om de
behandeling van dit onderwerp een paar weken aan te hou
den en inmiddels de noodige toelichting schriftelijk aan de
leden te doen toekomen.
De VOORZITTER zegt, dat hij een uitstel, als door den
heer Van V e e n bedoeld, niet kan bevorderen. De stukken