30 JULI 1930: 489 hebben gerujmen tijd ter tafel gelegen en zijn den leden thuis gestuurd met verzoek tijdig eventueele amendementen in te dienen; het gaat z.i. niet aan, om, nu er enkele cijfers te berde zijn gebracht, de verdere behandeling van de zaak aan te houden. Wethouder VAN BUITENEN begint met op tè merken, dat het met gemakkelijk zou zijn in te gaan op alle gemaakte opmerkingen, die veelal onderdeelen der zaak betreffen. Dat zal ook niet noodig zijn. Hij zal trachten de groote lijnen te vatten en, daarlangs zich bewegend, te komen tot bespre king der geuite meeningen, ook in verband met de voorstel len van den heer G r u ij s. De heeren Gruijs en Haaiman meenen, dat de voor stellen betreffende de opcenten op de gemeentefondsbelasting nog niet behandeld kunnen worden, maar dat zulks bij de begrotingsbehandeling voor 1931 dient te geschieden. Spr. meent te kunnen aantoonen, dat het vandaag evengoed kan. Bij de voorbereiding dezer voorstellen hebben Burgemees ter en Wethouders als uitgangspunt genomen, den bestaan- den toestand in zake belastingheffing in verband met de nieuwe wet op de financieele verhouding, niet méér te ver anderen dan strikt noodig is. En wel omdat, zooals zij ,ook in de nota aan den Raad hebben uiteengezet, geen zóódanig gefundeerd inzicht in den nieuwen toestand is te verkrijgen, dat daarop ingrijpende wijzigingen in het belastingstelsel zijn te baseeren. Zij meenden ook de noodzakelijke wijzigingen zóó te moeten voorstellen, dat geen verlegging van druk plaats vond van verterings- naar inkomsten-belasting. Spr. gelooft, dat deze lijn tot het laatste toe is gevolgd. Het is inderdaad juist wat de heer Haaiman opmerkte, dat de factor voor heffing der gemeentelijke inkomstenbe lasting ongeveer in de maand Mei steeds werd vastgesteld. Dit kan echter geen argument zijn om de nu aanhangige voor stellen uit te stellen. Want de vaststelling van den factor geschiedde onder den ouden toestand, terwijl deze voorstel-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 489