490 30 JULI 1930. len er zijn in verband met den nieuwen toestand. Deze eischt, dat de besluiten betreffende Personeele- en Grondbelasting vóór September moeten zijn genomen en ten aanzien van Vermogens- en Gemeentefondsbelasting er op 1 Mei a.s goedgekeurde verordeningen moeten zijn om op dien datum in werking te kunnen treden. Met die goedkeuring kunnen maanden, soms vele, zijn gemoeid. We moeten weten hoeveel er noodig is om de begrooting voor 1931 sluitend te maken, vóór een opcentenverordening wordt vastgesteld, is er gezegd. Spr. deelt die meening niet. Het zal wellicht niet allen leden zijn opgevallen, dat door den nieuwen toestand ook verandering der rekeningsvoor schriften noodig zal zijn. Wij hebben reden om aan te nemen, dat die zóó zullen zijn, dat de uitkeering uit het gemeentefonds plus de te heffen opcenten op de gemeentefondsbelasting, welke in de plaats komen van een deel der te derven inkom stenbelasting, voor drie vierden op 1931 geboekt zullen moeten worden, terwijl het verlies der inkomstenbelasting in 1931 maar voor twee derde optreedt. Voor het overige wordt het verlies der inkomstenbelasting gecompenseerd door de opbrengst in hoofdsom der personeele belasting en drie vier den der hoofdsom van de grondbelasting. Deze inkomsten komen geheel ten bate van den dienst 1931. Zóó vindt een belangrijke verschuiving plaats, door veranderde boeking, ten bate van het dienstjaar 1931. In hun nota hebben Burgemeester en Wethouders aange toond, op grond van de bekende cijfers over het laatstafge- sloten rekeningsjaar, dat jaarlijks ten minste 32 opcenten ge meentefondsbelasting noodig zullen zijn; dit is ook niet aan gevochten en staat, naar Spr.'s inzien, vast. Zou men nu precies zooveel opcenten willen heffen als voor het sluitend maken van de begrooting 1931 noodig zouden zijn, dan staat het nu reeds vast, dat die opcenten slechts zeer enkele zouden zijn. Dit nu achten Burgemeester en Wethouders niet juist; zij streven naar een zooveel mogelijk, over de verschillende jaren, gelijkmatige belastingheffing.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 490