15 SEPTEMBER 1930. 539 De heer VAN VEEN neemt gaarne aan, dat in deze de officieele weg is gevolgd. Spr. staat evenwel op het standpunt, dat, als iemand den gemeente-dienst wil verlaten, er geen reden is hem wachtgeld toe te kennen. Hij blijft van oordeel, dat het afhangt van het aantal leerlingen, dat de lessen in het bewuste vak volgt, of men het met een leeraar minder kan doen. Spr. vraagt dan ook nogmaals naar het aantal leerlingen en het getal leeraren met betrekking tot dat vak. De VOORZITTER verklaart nogmaals, dat het voorstel vooral zijn oorzaak vindt in een verschuiving in de vakken. Het feit, dat het eene vak het smidsvak meer is belast dan het andere, is de reden van het overcompleet-zijn van den heer Van Dijk. De heer VAN VEEN is ook tegen het voorstel, omdat het aantal leerlingen in de verschillende vakken voortdurend wisselt. Spr. wil de zaak daarom liever nog eens eenigen tijd aanzien. Bij het gewone onderwijs komt het ook niet voor, dat iemand op 51-jarigen leeftijd in het genot van wachtgeld wordt gesteld, zegt Spr. De VOORZITTER zegt, dat het bij het vakonderwijs anders toegaat dan bij het gewone onderwijs; men kent daarbij ver anderingen en verschuivingen; een zekere soepelheid komt het onderwijs ten goede. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop con form het voorstel van Burgemeester en Wethou ders besloten. De heer VAN VEEN wenscht aanteekening in de notulen, dat hij tegen dit voorstel is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 539