15 SEPTEMBER 193Ö. 551 reden is in het voorstel niet genoemd, dus heeft men daar mede niets te maken. Wethouder VAN MlERLO: Die andere redenen kan men fatsoenshalve niet in de stukken zetten. De VOORZITTER zegt, dat de heer Cohen rekening moet houden met het feit, dat er een bepaald moment komt. waarop de man moet worden aangepakt, ook al heeft hij zijn schuld gedeeltelijk aangezuiverd. De heer VAN WERKHOOVEN is het met den heer Co- hen eens, dat, als de man van een huurschuld van 7 weken er inmiddels 2 heeft aangezuiverd, er geen reden is om tot rechtsvervolging over te gaan. D'e heer ELICH zegt, dat als het alleen gaat om een huur schuld v"an 7 weken, hij er dan ook niet voor is om tot uit zetting te besluiten. De VOORZITTER verwacht, dat als dit voorstel niet wordt aangenomen, de persoon in kwestie morgen aan den dag weer zal uitscheiden met zijn schuld aan te zuiveren. De Raad zal daarom goed doen het voorstel aan te nemen. Men kan er van overtuigd zijn, dat Burgemeester en Wethou ders een huurder niet op een dusdanige wijze zullen aanpak ken als daarvoor geen gegronde reden bestaat. Wethouder VAN MIERLO deelt nog mede, dat de man is gaan afbetalen, toen hem ter oore was gekomen, dat er een voorstel tot rechtsvervolging aan den Raad werd gedaan. Er is dus alle reden om aan te nemen, dat hij daarmede zal ophouden, indien de "Raad onverhoopt dit voorstel zou verwerpen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 551