29 OCTOBER 1930. 595 De heer HAALMAN verklaart zich met zijn fractiegenooten te kunnen scharen aan de zijde van Burgemeester en Wet houders. Hij acht de zienswijze van het College in deze vol komen juist. Daarbij komt nog het volgende. In de onder houdskosten der gemeentescholen, waarnaar de vergoeding ex art. 101 berekend wordt, is ook begrepen de vernieuwing der leermiddelen. Op die manier keert de gemeente de daar aan verbonden kosten dus dubbel uit. Nu heeft de Voorzitter wel te kennen gegeven, dat beroep op de Kroon hoogstwaar schijnlijk nutteloos zou zijn, maar Spr. zegt, dat het weieens meer is voorgekomen, dat de Kroon op een gegeven oogen- blik een beslissing nam, die indruischte tegen vroeger geno men besluiten. Zij kan tot een ander inzicht komen. Spr. vindt het daarom aanbevelenswaardig nog eens de aandacht van de Kroon op deze aangelegenheid te vestigen, vooral met het oog op de a.s. wetswijziging. Dit geldt ook voor de andere punten van soortgelijke strekking op deze agenda. Spr. en zijn fractiegenooten zijn het wel principieel met Bur gemeester en Wethouders eens, doch hij heeft toch even de zienswijze van zijn fractie willen kenbaar maken. De heer ZIJLMANS kan zich ook met het standpunt van Burgemeester en Wethouders vereenigen. Hij wil er echter den nadruk op leggen, dat deNutsschool niet onbescheiden in zijn eischen is geweest. De VOORZITTER zegt, dc opemrking over het meer be trachten der bescheidenheid door de bijzondere schoolbe sturen, los van een bepaalde school te hebben gemaakt. Nog pas hebben Gedeputeerde Staten beslist, dat de kosten van aanschaffing van gordijnen ex art. 72 moeten worden be taald. Burgemeester en Wethouders hebben niet nagelaten hun standpunt ter kennis van Gedeputeerde Staten te bren gen; ook van de zijde van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten is zulks geschied.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 595