29 JANUARI 1930. 59 „laging van dit laatste zou dus gelijk staan niet onnoodig „iets aan het Rijk cadeau doen; „2e. indien totrverlagïng zou worden overgegaan, dan „dient ook verlaging te volgen van de bedragen, genoemd „in artikel 4, sub a. tot en met d., en dit zou weer tot gevolg „hebben, dat de buitengemeenten minder keurloon aan „Breda moeten betalen; „3e. door beide gevolgen zou een ingrijpende wijziging „in de begrooting noodig zijn, n.l. de verlaging van de posten „uit deze inkomsten, maar bovendien verhooging van de „gewone slachtloonen. „Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U „voor te stellen, te besluiten de voorgestelde wijziging niet „in de desbetreffende heffingsverordening op te nemen." De heer HAALMAN heeft zich niet gevleid met de ge dachte, dat zijn voorstel door Burgemeester en Wethouders geaccepteerd zou worden; de tijd, dat zijn voorstellen in het oog van Burgemeester en Wethouders genade konden vinden, ligt ver achter ons. Spr. wil eerst een terugblik wer pen op de behandeling van dit onderwerp bij de gemeente- begrooting voor 1930. De Voorzitter heeft Spr. toen toege voegd „U spreekt voor eigen parochie". Spr. heeft daarop geantwoord, dat, als hij belang had bij deze zaak, hij er niet over zou spreken. In 1929 is door hem slechts 18 K-G- ia- gevoerd vet ter keuring aangeboden. Hieruit blijkt wel ten duidelijkste, dat hij geen persoonlijk belang heeft bij deze zaak. De opmerking van den Voorzitter was dus ongemoti veerd; Spr. zou dan evenmin mogen aandringen op de ver- laging van de tarieven voor gas, water en electriciteit. Nu zal men zeggen: Waarom hebt gij bij de vaststellirg der heffingsverordening op 30 Augustus j.l. geen voorstel daartoe gedaan De zaak is hem toen vrijwel ontgaan. Dit spijt hem, want- het invoertarief is toen eigenlijk met 50 pCt. verhoogd. Nadeel kan dus zijn voorstel voor de gemeente niet meebrengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 59