616 29 OCTOBER 1930. De heer VAN VEEN zou, aangez:en in dit voorstel wel wordt vermeld, dat de grond benoodigd voor wegaanleg kos teloos door den eigenaar aan de gemeente is overgedragen, maar niet over toepassing van de baatbelasting wordt gespro ken, gaarne vernemen, hoe groot de opbrengst hiervan onge veer zal zijn. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de heer Van Veen toch niet kan verlangen, dat het kohier van de baatbelasting hierbij wordt overgelegd. De heer VAN VEEN vindt vermelding van de opbrengst der baatbelasting hierbij noodig ter beoordeeling van de juiste uitgaaf. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethouders voortaan in dergelijke gevallen den Raad daaromtrent in te lichten. Zonder verdere opmerk'ngen wordt daarop con form het voorstel van Burgemeester en Wethou ders besloten. 46. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het v'erleenen van een ere.liet, groot f 357.500, voor verbete ring van de bestrating, de rioleering en de verlichting van het stadsdeel, begrensd door de Koninginnestraat, de Molen- grachtschestraat, de Molen Leij en den Ginnekenweg. De heer VAN HOUTEN is van meening, dat het bij dit punt de geschikte gelegenheid is om een pleidooi te houden voor het uitvoeren van dergelijke werken in eigen beheer. De noodzakelijkheid daartoe klemt volgens Spr. des te meer in dezen tijd van groote werkloosheid; vele Bredasche arbei ders, die anders van gemeentewege gesteund zullen moeten worden, zullen daardoor werk krijgen. Uit de toelichting van den Directeur van Openbare Werken op dit plan blijkt trouwens niet, dat deze beslist tegen uitvoering van het werk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 616