618 29 OCTOBER 1930. verwondert zich over de houding van den heer Van Hou ten en zegt, dat me.i wel een uiterst verstokt voorstander van uitvoering in eigen beheer moet zijn om een werk, dat zich juist zoo uitstekend leent voor openbare aanbesteding, in eigen beheer te willen uitvoeren. De gemeente zou niet in staat zijn om dit veelomvattende werk zonder groote kosten voor aanschaffing van materieel e.az. uit te voeren. Den heer Broos wil Spr. er even op wijzen, dat het denk beeld om zooveel mogelijk (90%) Bredasche arbeiders hierbij te werk te stellen niet alleen van hem, maar van de Bouw commissie in haar geheel is uitgegaan. Het heeft Spr. be vreemd, dat daarvan geen melding is gemaakt in het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hetzelfde geldt voor den door de Bouwcommissie geui en wensch om de Molengracht- schestraat, evenals den Ginnekenweg, met kopershkkeien te bestraten. De Bouwcommissie heeft hierop aangedrongen, omdat zij een zoodanige bestrating voor deze straat, die in de toekomst een hoofdverkeersweg belooft te worden, doel matiger acht dan een gesloten wegdek, terwijl de kosten daar van niet zooveel meer bedragen. De heer KUIJLAARS sluit zich aan bij degenen, die dit plan toejuichen. Spr. zou echter gaarne nog iets verder gaan door ook de verbetering van het bruggetje over de Molen Leij, tusschen de Korte Ploegstraat en de Ginnekensche. Ploegstraat, daarin op te nemer. Spr. weet wel, dat er meer bruggen in de gemeente zijn, welke verbetering behoeven, doch hier is zulks dringend noodig. Hij zou dan ook gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders zich te dien opzichte in verbinding stelden met het Gemeentebestuur van Ginne- ken; wellicht ware een regeling te treffen, waarbij ieder de helft van de kosten draagt. Ook had Spr. liever gezien, dat de nieuwe bestrating en rioleering van de Molengrachtschestraat verder ware door getrokken dan tot den hoek van het N.A.C.-terrein en wel tot de hofstede „De Blaauwe Kei"; er wordt namelijk aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 618