29 OCTOBER 1930.
625
dat de leiding" moet geven, en de rest is los. Ook bij openbare
aanbesteding zal het personeel dus vrijwel geheel uit Breda-
naars bestaan.
De heer ME1JVIS: In de practijk komt daarvan echter niets
terecht!
Wethouder VAN MIERLO daagt den heer Me ij vis uit
te bewijzen, dat bij den bouw van de 120 gemeentewoningen
aan het Dijkplein ook maar een enkele maal beneden het in
het bestek vastgestelde percentage is gegaan. Ook bij den
bouw van het Openbaar Slachthuis is zulks niet gebeurd,
behoudens een enkele uitzondering, namelijk wanneer er voor
bijzondere werkzaamheden plotseling een vrij groot getal
geschoolde arbeidskrachten noodig was. Bij den bouw van
het Openbaar Badhuis bestond het personeel voor 70°/0 uit
Bredasche arbeiders; bij de werkzaamheden in het Bloemen-
kwartier zal dat percentage zelfs op 90 worden gebracht.
Het is evenwel niet onmogelijk de Raad moet daarvan de
overtuiging krijgen dat in de practijk zal blijken, dat het
soms moeilijk zal zijn aan dien eisch te voldoen. Men moet
namelijk vrij zijn om bepaalde elementen, die niet geschikt
zijn om aan dit werk deel te nemen, niet aan te nemen. Niet
iedere werklooze is voor dit werk geschikt.
De heer VAN HOUTEN zegt, dat het voorschrijven van
het gebruik van 90 Bredasche arbeidskrachten bij openbare
aanbesteding of uitvoering in eigen beheer, niet zooals de
heer Van M i e r 1 o het heeft willen doen voorkomen
ten opzichte van hettewerkstellen van Bredasche werkloozen het
zelfde effect heeft. De Wethouder heeft zijn partijgenoot Me ij-
vis uitgedaagd te bewijzen, dat in de practijk niet beneden
het vastgestelde percentage wordt gegaan. De heer Van
M i e r 1 o moet dan maar eens bij den R. K- Bouwvakarbei
dersbond informeeren; hij zal dan wel vernemen, dat nog