29 OCTOBER 1930.
637
van eigendommen door de gemeente heeft aangediend, dat het
weieens kan voorkomen, dat het beter is een bezitting van
de hand te doen.
De heer Van Veen heeft zich tegen den verkoop van het
gebouw verklaard evenwel zonder daarvoor een emplooi aan
te geven. Nu is het met dit gebouw zóó gesteld, dat, als men
het zou willen gebruiken, daaraan een zeer dure verbouwing
zou moeten voorafgaan, want in den toestand, waarin het op
het oogenblik verkeert, is het voor niet veel doeleinden bruik
baar. Een be.vijs daarvoor is wel, dat zich geen enkel ge
gadigde voor de huur van het gebouw heeft aangemeld.
Spr. zou het dan ook zeer betreuren, indien de Raad mocht
besluiten, niet tot verkoop over te gaan. Wanneer men later
voor uitbreiding van gemeentelijke diensten een gebouw
mocht noodig hebben, dan kan men beter ineens een goed
geoutilleerd pand koopen.
Den heer Van Veen antwoordt Spr., dat de woningen
aan de Houtmarkt zijn aangekocht omdat overwogen wordt,
daar het politie-bureau te vestigen. In elk geval is de waarde
van het voormalig schoolgebouw aan de Houtmarkt door
den aankoop van de voorliggende panden zeer in waarde
gestegen.
De VOORZITTER wil aan de woorden van den heer Van
M i e r 1 o nog toevoegen, dat het gebouw, naar het oordeel
van het Museumbestuur, totaal ongeschikt is- voor museum.
Het zou zeer oneconomisch zijn het daarvoor in te richten.
De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, waarom Burge
meester en Wethouders niet voorstellen, het gebouw aan den
heer Pennock te verhuren.
Wethouder VAN MIERLO: Omdat hij het niet wil huren,
wel koopen.