1 648 29 OCTOBER 1930. echter in overweging willen geven, eens een kijkje te gaan nemen in de Leuvenaarstraat, den Haagdijk, de Boschstraat en nog andere straten in welker sloppen nog steeds vele krotten zijn, die bewoond worden. Door verwezenlijking van dit voorstel en met inachtneming van het opschuivingssysteem kunnen deze krotten onbewoonbaar worden verklaard en opgeruimd. De heer SCHRAUWEN kan zich ook niet vereenigen met de zienswijze van de heeren Van Veen en Z ij 1 m a n s. Het zal namelijk geruimen tijd duren eer het resultaat van de woningtelling bekend is, zoodat wel een jaar zou verstrij ken vóór Burgemeester en Wethouders dan weer met een voorste! bij den Raad zouden kunnen komen. Spr. maakt zich er zich trouwens niet ongerust over, dat er te veel goede arbeiderswoningen zullen komen. Ten slotte merkt hij op, dat, als de gemeente den eisch stelt, dat de tweede hypotheek het eerst afgelost moet worden, er dan voor haar geen geyaar bestaat voor het halen van een strop. Wethouder VAN MIERLO merkt naar aanleiding van het betoog van den heer Van de Ven op, dat er van cerj dwingend raadsbesluit geen sprake kan zijn. De heer Van de Ven heeft destijds sterk aangedrongen op den bouw van 100 arbeiderswoningen in den Belcrumpolder; de Raad is hem daarin bijgevallen en toen hebben Burgemeester en Wet houders toegezegd, dat zij zouden bevorderen, dat er in 1930 een bouwplan voor den Belcrumpolder zou komen, maar zij ontkennen, dat er een formeel raadsbesluit is genomen en dat een bepaalde termijn is geaccepteerd. Burgemeester en Wethouders kunnen zich trouwens op dat gebied niet aan een termijn binden, want er zijn daarbij dikwijls moeilijk^ obstakels uit den weg te ruimen. De heer Z ij 1 m a n s is hier teruggekomen op de door hem in de Bouwcommissie gestelde vragen. Het antwoord

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 648