29 OCTOBER 1930. 649 U daaropdat Spr. hem voor eenige dagen heeft verstrekt heeft hem dus blijkbaar niet bevredigd. In de Bouwcommissie was de toezegging gedaan, dat bij de Bouwvereenigingen geïnformeerd zou worden naar het aantal gegadigden voor een woning; het resultaat daarvan zou den leden dier com missie worden medegedeeld. Spr. deelt daarop den Raad de volgende cijfers mede: Op 1 October 1930 waren ingeschreven: bij de R. R. Bouwvereeniging „St. Joseph"46 sollicitanten die ongeveer f 5,— willen verwonen. Dit aantal zou onge twijfeld aanmerkelijk hooger zijn, ware het niet dat de ge wijzigde huurberekening een soort volksverhuizing had ver oorzaakt bij de N. V. Volkshuisvesting32 sollicitanten, van wie 24, die f 5,en hooger willen verwonen; bij de Algemeene Woningbouwvereniging 12 sollicitanten, die f 5,willen verwonenen bij de Gemeente 49 sollicitanten, die f 5,en hooger en 70 die f 4,— en hooger willen verwonen. Spr. geeft toe, dat deze cijfers geen definitief inzicht geven in den woningtoestand, maar zij geven wel eenige aanwijzing in die richting. Aannemende, dat er in 1927 aan diverse soor ten woningen behoefte bestond, kan er tegen den bouw van deze 91 woningen geen bezwaar bestaan; uitstel acht Spr. niet wenschelijk. Wat de woningtelling betreft, kan Spr. mededeelen, dat tusschen den betrokken Minister en Burgemeester en Wet houders onderhandelingen worden gevoerd om in geval de woningtelling voor de gemeente geen voldoende gegevens zou opleveren, haar dan aan te vullen met de noodige vragen. Mochten deze onderhandelingen niet het gewenschte resultaat hebben, dan zal door Burgemeester en Wethouders een -apart crediet voor' het houden van een woningtelling worden aangevraagd. In dit verband memoreert Spr., dat de heeren Van Veen en Zijl mans zich indertijd niet tegen het bewuste voorstel van den heer Van de Ven, tot den bouw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 649