29 OCTOBER 1930.
651
tekort, ook als die uitgaan van de Algemeene Woningbouw-
vereeniging. Spr. zegt, dat men niet moet vergeten, dat die
Vereeniging met medewerking van Rijk en Gemeente kans
heeft gezien, in den tijd van acht jaar 58 woningen te bouwen.
Zij had nog meer willen en kunnen bouwen en zou dan ook
wel meer leden hebben gekregen, daar bij haar in de eerste
plaats leden voor het huren van een woning in aanmerking
komen. Het perspectief daartoe is haar evenwel ontnomen
door meergenoemd schrijven van Burgemeester en Wethou
ders ü.d. 26 Mei j.l.; de Vereeniging heeft toen besloten
voorloopig van het bouwen van meer woningen af te zien.
Wat de opmerkingen van de heeren Z ij 1 m a n s, Van
Veen en Broos betreft: de één wil met het nemen van
een beslissing op dit voorstel wachten totdat de resultaten
van de a.s. woningtelling bekend zijn, de ander wil deze
woningen nog bouwen en dan, alvorens verder te gaan, den
uitslag van de woningtelling afwachten. Al deze heeren heb
ben Spr. en zijn fractiegenooten indertijd alleen laten staan,
toen zij het houden van een woningtelling voorstelden. Spr.
hoopt en vertrouwt echter, dat, wanneer het College tot
ervaring is gekomen van de resultaten van de telling, die
heeren hen ter wille zullen zijn door mede te werken aan de
totstandkoming van hun plannen.
De heer ZIJLMANS heeft met genoegen van Wethouder
Van M i e r 1 o vernomen, dat het hier niet het uitvloeisel
van een definitief en formeel raadsbesluit betreft. Verder zegt
Spr., dat als de heer Van Veen en hij indertijd gezwegen
hebben over het bewuste voorstel van den heer Van de
Ven, zulks uit bescheidenheid is geweest.
Spr. heeft van de hem als lid der Bouwcommissie toege
zonden opgaven betreffende het aantal gegadigden voor een
woning bij de diverse Bouwvereenigingen en bij de Gemeente
goede nota genomen, maar zij hebben hem niet tot andere
gedachten kunnen brengen, integendeel, zij vormen geen