29 OCTOBER 1930.
653
den bouw van 100 arbeiderswoningen in den Belcrumpolder.
Spr. leest de daarop betrekking hebbende passage op pagina
1264 der Gedrukte Notulen van het jaar 1929 voor en zegt,
dat dit voor zichzelf spreekt, zoodat hij daarover verder niet
zal debatteeren.
Vervolgens zegt Spr., dat de heer G r u ij s is uitgegaan
van een verkeerde prémisse, namelijk, dat Spr. niet tevreden
zou zijn met dit voorstel. Spr. heeft integendeel gezegd, dat
hij Burgemeester en Wethouders daarvoor dankbaar was, alhoe
wel zij niet voor de volle 100% zijn ingegaan op zijn voorstel.
Spr. heeft altijd het standpunt ingenomen, dat men eerst
verschillende soorten arbeiderswoningen behoorde te bouwen
en dat men dan moest gaan tellen om te zien welke woningen
ernognoodig waren. Welnu, zegt Spr., als deze 91 woningen
gebouwd zijn, heeft men hier arbeiderswoningen van allerlei
soorten en is het tijdstip aangebroken om tot het houden
van een woningtelling over te gaan. Als er dan behoefte
blijkt te bestaan aan het soort woningen, hetwelk de Alge-
meene Woningbouwvereniging wenscht op te richten, dan
zal Spr. zeer zeker daaraan medewerken.
De heer VAN VEEN zegt, dat er geen voldoende toelich
ting op dit voorstel is, omdat er nog geen woningtelling is
gehouden.
Wat de behoefte aan woningen betreft, hoort men hier,
volgens Spr., van de voorstanders slechts persoonlijke mee
ningen, geen cijfers. Men ziet nu eens te meer hoe 2eer er
behoefte bestaat aan officieeie gegevens en aan een leidraad,
dien de Raad weloverwogen heeft vastgesteld. De Wethouder
komt nu wel met eenige cijfers, maar Spr. hecht daaraan geen
waarde. Men mag al hetgeen de Bouwvereenigingen verstrek
ken, met voetstoots aannemen en het is voor Spr. bovendien
de vraag, of de ingeschrevenen bij de Gemeente niet voor
een deel worden teruggevonden onder de ingeschrevenen bij
de drie Bouwvereenigingen.