10 DECEMBER 1930. 691 worden. Hij acht het niet noodzakelijk, dat dit verzoek afge wezen wordt op grond van het feit, dat van art. 63 of 65 sub b geen ontheffing mogelijk is; immers, men vraagt ontheffing van art. 15 en njet van art. 63 of 65 sub b. De heer VAN BEDAF is het in deze eens met den heer Van Veen; er komt aan de achterzijde van het pand meer gelegenheid tot het toetreden van licht en lucht dan thans het geval is. De heer CERUTTI kan ook niet met het prae-advies van Burgemeester en Wethouders meegaan. Spr. wijst er op, dat de Directeur van Openbare Werken in zijn advies zelf toegeeft, dat de toestand door de verbouwing gunstiger zal worden. Hij ziet dan ook niet 'in, waarom de aanvraag geweigerd zou moefen worden. De heer ELICH verklaart, het met de vorige Sprekers eens te zijn. Wethouder VAN MIERLO wil den heer Van Veen gaarne toegeven, dat er volgens het overgelegde plan niet meer open ruimte bebouwd zal worden dan nu het geval is,, maar er komt verandering in den bestaanden toestand. De heer C e r u 11 i, die zich op het advies van den Direc teur van Openbare Werken heeft beroepen, heeft verzuimd er op te wijzen, dat die functionaris daarin ook nog zegt, dat hij het verkenen der gevraagde ontheffing ten eenenmale on- gewenschl acht, omdat in plaats van de thans aanwezige bedrijfsruimte er een woning is geprojecteerd. Er komt verbetering in de bestemming, heeft men gezegd. Maar, daarom is het nog niet altijd toelaatbaar om een be drijfsruimte voor woning in te richten. Verder heeft men ge wezen op art. 65 sub b in verband met art. 63. Art. 63 betreft de lichtoppervlakte en luidt: „Eik woon- en slaapvertrek moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 691