694
10 DECEMBER 1930.
Daarbij komt, dat de aanvrager een zoldertje met schuin
dak, nu dienende voor slaapgelegenheid, een weinig hooger
wenscht op te trekken en zoodoende dit vertrekje te ver
beteren.
Hiervan nu zegt de Gezondheidscommissie, dat het de
toetreding van licht en lucht tot de omgeving zal belemmeren
en dit is niet juist.
De kleine verhooging in kwestie toch wordt geheel door
hooge daken omringd.
Hoogstens zou men kunnen beweren, dat de kleine verhoo
ging de toetreding van licht tot het perceel zelf verminderen
zal, al is het in onbeteekenende mate
Aangezien hier echter tegenover staat een belangrijke en
noodige verbetering van de woonruimte, ben ik ervoor om
het verzoek jn te willigen.
Wethouder VAN MIERLO wijst er op, dat art. 15 destijds
in de Bouwverordening is opgenomen om ongewenschte
toestanden in de binnenstad langzamerhand op te ruimen.
Als de Raad nu telkenmale dien maatregel ongedaan wenscht
te maken, dan kan men beter ineens voorstellen het bewuste
artikel te schrappen; de deskundige adviezen worden toch
maar in een hoek geduwd.
De heer VAN VEEN zou niet over deze zaak hebben ge
sproken, als hij er niet van overtuigd was, dat men hier op het
punt stond een onbillijkheid te begaan. Het gaat hier maar
om een zoldertje. Door het vierkant op te trekken, wil men
er een bewoonbaar vertrekje van maken. De omgeving wordt
daardoor absoluut niet geschaad; alleen de muur wordt wat
hooger en de lichttoevoer tot het perceel zelf iets ongunstiger.
Spr. is er voor, adressant in het genot van dit klein gerief te
stellen. Hij kan zich het standpunt van de Gezondheidscom
missie heel goed indenken, maar over tien jaar liggen al die
panden waarschijnlijk toch tegen den grond; de verandering
van de binnenstad gaat snel in haar werk.